Naarmate meer en meer gegoede burgers in de steden konden lezen, kwam er een grotere behoefte aan boeken. Manuscripten werden vermenigvuldigd door te drukken met houten drukblokken. Alle lettertekens van een bladzijde van een manuscript werden in een houtblok gegrift. Daarmee kon je dan drukken tot het blok versleten was. Als bleek dat er een foutje in de tekst stond, moest er een heel nieuw blok gesneden worden.
De Duitser Johannes Gutenberg was een Duitse drukker die voor het eerst met losse letters werkte. Hij goot letters in metaal en vormde met deze letters een drukblok. Zo was het veel makkelijker om de tekst eventueel aan te passen. Doordat de letters uit metaal waren, gingen ze ook veel langer mee.
Zijn bekendste werk is de in 1455 voltooide Gutenbergbijbel.